Rechtsplegingsvergoedingen
- Philippe Renier

- 2 sep
- 1 minuten om te lezen
De rechtsplegingsvergoeding (RPV) is een forfaitaire tegemoetkoming in de advocatenkosten en -erelonen van de in het gelijk gestelde partij in een gerechtelijke procedure. Het is geregeld in artikel 1022 Ger.W. en de bedragen worden vastgelegd in een koninklijk besluit van 26 oktober 2007 (sindsdien enkele keren aangepast).
Kernpunten
Forfaitair karakter: het gaat niet om de werkelijke advocatenkosten, maar om een vast bedrag per aanleg, afhankelijk van de waarde van de vordering.
Schalen: er bestaan minimum-, basis- en maximumbedragen, die de rechter kan aanpassen rekening houdend met de complexiteit van de zaak, de financiële draagkracht van partijen of andere omstandigheden.
Automatisch: de partij die in het ongelijk wordt gesteld, wordt in principe veroordeeld tot betaling van de RPV aan de winnende partij.
Vanaf 1 maart 2025 gelden voor geschillen in burgerlijke en handelszaken de volgende schalen:


Opmerkingen